besluitvorming

Lieve leiders, het kan ook anders…

"Lieve leiders,"

Zo begint mijn ‘open brief’ in het themanummer over een veilige werkomgeving van Goed Bestuur en Toezicht.

Het is een wat ‘tegendraadse’ column geworden. Omdat ik vind dat we nog te vaak verdwalen in gedragscodes, klachtenprocedures, meldpunten en vertrouwenspersonen. En in heel veel externe onderzoeken. Onderzoeken, die er niet zelden voor zorgen dat het probleem alleen maar groter wordt.

Ik ontkracht de mythe dat het er voor topkwaliteit hard aan toe moet gaan. En laat zien dat onze loopbaanmachine nog te vaak twintigste-eeuwse leiders reproduceert die onvoldoende passen bij deze tijd. Leiders die zo’n veiligheidscasus al snel uitbesteden.

Maar leidinggeven gaat over relaties en over ergens voor staan. Het vraagt in essentie maar twee dingen: een gezonde combinatie van menselijkheid (‘lief') en moed (‘leider').

Zo’n ‘lieve leider’ die zelf weer verantwoordelijkheid neemt is hard nodig als de werkomgeving niet meer als veilig wordt ervaren. Iemand die recht doet aan alle betrokkenen en maat weet te houden. En die de buikpijn, die nu eenmaal bij moedig gedrag hoort, voor lief neemt.

Enfin, lees de column en laat me weten wat je ervan vindt.

“Vroeg of laat staan we allemaal in ons nakie.”

Een mooie metafoor. Je ziet het voor je.

Het citaat komt uit een stuk wat Mildred Hofkes kortgeleden op LinkedIn plaatste over leiderschap. Dat je als leider vroeg of laat een keer verantwoording moet afleggen over je handelen. En dat kan heel bloot voelen. Vooral als dat handelen er in het licht van vandaag niet zo best uit ziet.

Ik kan me voorstellen dat de leiders van bedrijven als Chemours, Philips en Tata er ’s nachts wakker van liggen.

Bovendien moeten zij zich veelal verantwoorden voor het handelen van hun voorgangers. Dat maakt het extra ingewikkeld. En het zet je nog meer klem. Tussen loyaliteit aan het bedrijf en angst voor je loopbaan aan de ene kant en je eigen opvattingen (of je geweten, als je het wat zwaarder wil aanzetten) aan de andere kant.

Bij het lezen van de berichtgeving over deze bedrijven is woede je primaire emotie. Begrijpelijk. Maar mij fascineert ook de onderstroom. De context. Omdat ik ervanuit ga dat de meeste leiders niet crimineel zijn, niet opzettelijk een ander kwaad willen doen. Natuurlijk, die lopen er ook rond. Maar ik geloof nog steeds dat de meeste mensen deugen.

Een paar dagen geleden stond in het FD een stuk over Bayer. De top van het bedrijf juichte. Want de EU-toezichthouder had weer voor tien jaar toestemming gegeven voor het gebruik van hun onkruidverdelger glyfosaat. Maar de onzekerheid over de milieu- en gezondheidseffecten is nog steeds groot. En ik snap de dilemma’s. De landbouwopbrengst is vele malen groter met dit middel dan met het omploegen van de grond. Toch zou het zomaar kunnen dat de leiders van Bayer straks ook ongemakkelijk in hun blootje staan.

De meeste leiders willen vooral ‘doorgaan’, zoals Ramses Shaffy ooit zong. Gedreven door begrijpelijke persoonlijke ambities en onder de druk van aandeelhouders. Maar in deze ‘verandering van tijdperk’ zoals @Jan Rotmans het noemt, doen ze er goed aan om af en toe ook even stil te staan. Omdat die pauzestand je de gelegenheid geeft om na te denken. Bijvoorbeeld over de volgende vragen.

->‘Is het wel oké dat ik blijf verwijzen naar de wetten of vergunningen waar we als organisatie aan voldoen? Of vind ik zelf, als mens, ook nog wat? Klopt het nog wel wat we aan het doen zijn?

->Deel ik mijn dilemma’s open met de omgeving? Communiceer ik over de consequenties van verschillende scenario’s?

->Betrek ik zoveel mogelijk perspectieven en belanghebbenden bij de besluitvorming?

‘Lieve leiders’ doen dat. Zij zien hun organisatie als onderdeel van de samenleving en pakken daarin hun verantwoordelijkheid. Zij luisteren naar kritische tegenstemmen en nemen die serieus. Ze wegen hun morele dilemma’s openlijk. En durven het gesprek daarover aan te gaan.

Ik schrijf er een boek over.

Omdat het de leiders zijn die we nu nodig hebben. En omdat ik ze ons allemaal van harte gun. Toch?

Beslissingen nemen in barre tijden

"Met 50 procent van de kennis, moeten we 100 procent van de besluiten nemen.", aldus premier Rutte kortgeleden in een persconferentie. 

Besluiten nemen in onzekere tijden vraagt ook nogal wat van ondernemers en van directies van bedrijven of organisaties. Als jij zo'n leidersrol vervult, heb je de eerste belangrijke crisisbeslissingen al moeten nemen. Maar er gaan er ongetwijfeld nog meer volgen. 

In dit artikel vind je een beknopte aanpak, voor dringende beslissingen op de korte termijn. Die aanpak is overigens straks ook te gebruiken als je weer wat ruimte hebt om verder vooruit te kijken.

Hoeveel tijd heb je nodig?

Als de druk groot is, in tijd of in geld, heb je als leider vaak de neiging om in de actiemodus te schieten. Dan is elke vraag er een te veel en kost elk overleg voor je gevoel te veel tijd. Begrijpelijk. 

Maar informatie en advies inwinnen, om daarmee betere besluiten te nemen, hoeft geen dagen of weken te kosten. Het vraagt vooral om het snel bij elkaar brengen van de juiste diversiteit aan deskundige mensen. Met die mensen kun je al in zo'n anderhalf uur tot resultaat komen. Mits je die anderhalf uur goed structureert, aan de hand van 'wat', 'wie' en 'hoe'.

Waar hebben we het dan precies over? En hoeveel tijd besteed je in zo'n overleg aan elk van deze drie onderwerpen? Daar gaan de volgende paragrafen verder op in.

Wat is het vraagstuk? Waar moet je een besluit over nemen?

Stel vast welk probleem opgelost moet worden, welk dilemma voorligt. Soms is dat een heel concrete vraag: sluiten we voorlopig of blijven we open. En soms is de vraag wat complexer of gaat het om de aanpak voor de volgende periode, bijvoorbeeld: hoe kunnen we de komende tijd het beste met elkaar samenwerken? 

Het vaststellen van het probleem wat opgelost moet worden lijkt een open deur ("dat weten we toch al"), maar in stressvolle situaties komt het nog weleens voor dat ieder daar zijn eigen beeld bij heeft.

Daarom is het belangrijk om dat met elkaar nog eens hardop en precies te formuleren. En dat kan dus ook in een paar minuten bekeken zijn. 

Het is in deze omstandigheden overigens niet ondenkbaar dat je met een groter, veelkoppiger vraagstuk te maken hebt. Begin dan met een overzichtelijk en belangrijk deelaspect, wat nu de meeste prioriteit heeft. 

Aan deze 'wat-vraag' besteed je maximaal zo'n 20% van de beschikbare overlegtijd.

Wie moet je erbij betrekken?

Hier spelen twee deelvragen:

1)    Wie hebben we nodig om een goed besluit te kunnen nemen? 

2)    Op wie heeft ons besluit straks impact en hebben we die stakeholders voldoende in beeld? 

Die tweede vraag komt in de volgende paragraaf aan de orde. De eerste vraag draait om zelfreflectie. Zitten we met de juiste mensen aan tafel om een goed onderbouwd besluit te kunnen nemen? Dekken we inhoudelijk en qua teamrollen en persoonlijkheid het vraagstuk voldoende af? Wekt dit team naar de omgeving toe voldoende vertrouwen om straks ook voldoende draagvlak voor ons besluit te krijgen. 

Bij de samenstelling van het beslisteam is vooral verleiding een valkuil. Zeker in crisistijd. Want dan heerst het idee dat je vooral met gelijkgestemden moet werken, om tempo te kunnen maken. Je hebt dan immers met elkaar aan een half woord genoeg. Dat laatste is zeker het geval, maar daarmee is het nog geen garantie voor goede besluitvorming. Daar is een breder perspectief voor nodig

Als de drempel voor 'dwarsdenkers' om wat voor reden dan ook nog te hoog is, wijs dan in je beslisteam in ieder geval een paar advocaten van de duivel aan. Om jezelf als team scherp te houden. 

Het is nog beter als je die 'andersoortigen' er wel bij durft te halen. En dat hoeft ook helemaal geen Poolse landdag te worden. Je kunt namelijk gewoon tempo blijven houden, als je met die andersoortigen voor nu een praktische werkmethode afspreekt, die past bij de beperkt beschikbare tijd. Zo is consultatieve besluitvorming een mooie tussenvorm.  

Voor deze reflectie op de samenstelling van je beslisteam neem je ook maximaal 20% van de tijd.

Hoe zorg je vervolgens voor een goed beslisproces?

De belangrijkste voorwaarden heb je inmiddels gewaarborgd: het vraagstuk is helder en je zit (nu) met een goed beslisteam aan tafel. 

Vervolgens richt je je op drie zaken: je toetsingskader, je opties en de beschikbare informatie, hard en zacht. 

Voor je toetsingskader zet je de belangrijkste criteria op een rij, waaraan je besluit moet voldoen. Bijvoorbeeld: het moet onze reputatie niet schaden, het mag maximaal zoveel kosten, etc. Drie onderwerpen zijn voor je toetsingskader in ieder geval van belang: (1) past het besluit (nog) bij onze lange termijn ambitie, (2) past het besluit bij wie wij zijn en (3) past het besluit bij hoe wij met onze stakeholders willen omgaan. Daarnaast is de haalbaarheid van de uitvoering van het besluit een belangrijk criterium. Een criterium wat nog weleens over het hoofd wordt gezien. 

De opties waar je uit kunt kiezen liggen meestal tamelijk voor de hand, veelal houd je het bij twee of drie.

Vervolgens gebruik je de beschikbare informatie, die elk van de teamleden inbrengt, om die opties te toetsen aan de criteria die je met elkaar hebt vastgesteld. Dat is geen harde wiskunde, maar eerder een vorm van 'kwalitatief plussen en minnen'. Zo kom je, steeds verder aanscherpend, met elkaar tot het meest passende besluit.

Voor dit beslisproces neem je zo'n 40% van de beschikbare tijd.

Ben je er dan?

Bijna. Want er is nog 20% van de tijd over. Die tijd gebruik je vervolgens om het hele verhaal nog een keer door te lopen. Dan ontdek je ook dat besluitvorming in de praktijk niet lineair verloopt maar 'iteratief' en cyclisch. Niet alleen kan een antwoord op de 'hoe-vraag' je weer terugbrengen bij het 'wat' of bij het 'wie'. Maar elk besluit wat je vervolgens neemt, elk nieuw feit, elk resultaat van eerdere beslissingen is weer bron voor bijsturing, voor aanpassing en aanvulling en voor nieuwe besluiten. 

Is er nog meer over zo'n beslisproces te zeggen?

Jazeker. Om te beginnen een paar woorden over de kwaliteit van het gesprek en hoe je die kwaliteit kunt stimuleren. Daarvoor is de rol van de voorzitter namelijk essentieel. De voorzitter bewaakt de tijd, houdt doelstellingen scherp en zorgt er vooral voor dat iedereen voldoende kan inbrengen. Als de voorzitter zelf ook belangrijke inhoudelijke bijdragen moet leveren, maak dan iemand van buiten het beslisteam procesvoorzitter. En laat die procesvoorzitter vervolgens doelstellingen, tijd en inbreng bewaken. 

Voor een autonome en evenwichtige inbreng van elk van de teamleden helpt het om gedurende het overleg af en toe kort bedenk- en schrijftijd in te lassen. Maak vervolgens een rondje waarbij iedere deelnemer kan terugkoppelen wat hij wil inbrengen, zonder onderbreking van anderen. 

En er is nog veel meer over te zeggen. Heel veel zelfs. Maar dit artikel is bedoeld om snel, met wat handreikingen en structuur aan de slag te kunnen. Een verdiepingsslag komt later wel.

Is duoleiderschap niet gewoner en gewenster dan we dachten?

Soms word ik verrast door de verrassing van anderen. Deze week meldde DSM dat Feike Sijbesma wordt opgevolgd door een duo. De media bespraken dat als 'uitzonderlijk'. Toch deden mijn ouders, en die van jullie waarschijnlijk ook, niet veel anders. Met zijn tweeën het huishouden bestieren. So what's new?

Maar bij het leiden van bedrijven is enkelvoud (nog) de norm.

"Samen beslissingen nemen, dat werkt niet. Uiteindelijk moet er gewoon één de baas zijn", zei kortgeleden een businessunit-leider tegen me, toen we het hadden over besluitvorming.

In je eentje beslissen gaat vaak sneller. Maar snelheid is niet altijd doorslaggevend. Soms is zorgvuldigheid belangrijker. En evenwicht.

De keuze voor een duo lijkt goed te passen bij de maatschappelijk georiënteerde koers van DSM. Gebalanceerd, evenwichtig.

Interessant.

Bij een ontsporende leider wordt vaak achteraf geroepen dat de 'countervailing power' ontbrak. Maar die countervailing power is door deze 'one-and-only-beslisser' meestal al lang weggeorganiseerd. Duoleiderschap zorgt voor wederzijdse tegenkracht.

Bijkomend voordeel: minder stress. Het is eenzaam aan de top. Gedeelde stress is halve stress. Net als bij onze ouders.

Modern? Of herontdekt?

Is duoleiderschap niet gewoner en gewenster dan we dachten?

Bezint eer ge begint...

Daar moest ik aan denken toen ik de kranten van afgelopen week nog eens de revue liet passeren. Of het nu gaat om nieuw overheidsbeleid, grote IT-projecten of een Brits referendum, voor de betrokken beslissers lijkt een vlucht voorwaarts verleidelijker dan even op de rem.

Best begrijpelijk trouwens, maar daarover later meer. Eerst de kranten.

Zo schrijft Kim Putters in het FD over overheidsbeleid, wat met de beste bedoelingen wordt ontwikkeld, maar waarvan de uitvoerbaarheid vooraf onvoldoende wordt doordacht.

In NRC ging het over het BIT, een onafhankelijk orgaan wat lopende IT-projecten binnen de overheid beoordeelt en tot treurige conclusies komt.

En de chaos in Londen (Volkskrant) laat misschien wel het pijnlijkst zien waar een ondoordacht besluit toe kan leiden.

Vooraf goed nadenken over een belangrijk besluit vindt iedereen vanzelfsprekend. Maar de praktijk blijkt weerbarstiger. Een 'bederf-het-feestje-niet-virus' steekt in dat soort situaties nog weleens de kop op. Een menselijk, maar tamelijk hardnekkig virus, zo blijkt.

Daniel Kahneman adviseert een pre-mortem als medicijn. Aanrader!

Kadaverdiscipline

"We zijn het toch eens?", zei mijn toenmalige baas dwingend. Het was geen vraag maar een dienstorder. "Nee, we zijn het helemaal niet eens." zei ik, "maar wees gerust, dat staat de uitvoering van je opdracht nu niet in de weg."

Vorige week moest een Kamerlid opstappen, omdat hij zich volgens de top niet aan de partijdiscipline had gehouden. Dat betekende in dit geval: je mag niet iets anders vinden dan het partijstandpunt.

NRC vergeleek die partijdiscipline met de communicatie van bedrijven: we hebben in het openbaar één verhaal en die boodschap wordt door onze woordvoerder vertolkt.

Hoewel die strategie best begrijpelijk is, loop je zo aan twee kanten risico. 

In eigen huis krijgen verschillen van inzicht minder ruimte. De gewenste eenheid naar buiten, slaat dan naar binnen. Dat belemmert zorgvuldige besluitvorming. 

Maar ook de buitenwereld neemt je minder serieus. Want ieder weldenkend mens snapt dat in een team verschillende opvattingen leven. Die hoeven een gezamenlijk besluit echter niet in de weg te staan.

Zo kan ik prima leven met een ander besluit dan ik zelf zou hebben genomen. Maar mijn mening hoeft daarvoor toch niet te veranderen? Dat het in de praktijk nu eenmaal zo werkt kun je toch gewoon uitleggen? Of zie ik iets over het hoofd?

Leiders en leervermogen

Het was de dag nadat ik de laatste bladzijde van dit fascinerende boek over Blokker had omgeslagen. Blokker werd verkocht, zo meldde de familie. Geen toevallige samenloop van omstandigheden. Maar een logisch slot van een leerzaam verhaal.

Het boek is verplichte kost voor (toekomstige) leiders en toezichthouders. Omdat het feilloos laat zien hoe een leider kan vastlopen in zijn eigen succes. Door onvoldoende open te staan voor wat er om hem heen gebeurt. Voor de ontwikkelingen zelf en voor de adviezen van anderen.

Toeval of niet, in het FD liet Korn Ferry afgelopen week zien dat ook een flink deel van de huidige leiders onvoldoende is voorbereid op wat er op hen afkomt.

Al associërend landde ik weer bij Randstad, zo'n twintig jaar geleden. Als districtsmanager was mijn belangrijkste selectiecriterium: is hij/zij bereid en in staat om te leren.

Leiders worden traditioneel vooral op 'ervaring' geselecteerd. En door een succesvolle leider ook nog op een voetstuk te plaatsen, creëer je onbedoeld een fuik. Die leider zegt niet meer dat ie iets niet weet of kan en de toezichthouder durft zijn of haar geschiktheid steeds minder aan de orde te stellen.

Zou de bereidheid en het vermogen om te leren niet ook een van de belangrijkste selectiecriteria voor leiders moeten zijn?

Wat is hier nu het echte probleem?

"Gaat dit programma jullie probleem nu oplossen?", vraag ik mijn gesprekspartner. Hij is bestuurder van een grote organisatie met buitenlandse vestigingen. Na enige aarzeling komt zijn antwoord: "Ik ben bang van niet."

Even daarvoor hebben we de situatie in zijn bedrijf intensief 'afgepeld'. Met als belangrijk vraagstuk het achterblijvende rendement van de kleine buitenlandse vestigingen. Vestigingen die ook disproportioneel veel aandacht vragen.

Het grootscheepse programma, waarover hij me vertelde, zou veel tijd en geld gaan kosten. Maar het gaf nergens aanleiding te veronderstellen dat het rendement van die vestigingen daarvan zou toenemen. Een pijnlijke, maar relevante conclusie.

Doorgravend bleek dat de vraag waar het werkelijk om ging, 'wat voegen deze vestigingen toe, moeten we er misschien niet vanaf?', binnen de directie nog moeilijk bespreekbaar was.

Bij het Nationaal Preventieakkoord speelt ook iets dergelijks. Het RIVM weet zelfs al dat de gekozen aanpak onvoldoende gaat helpen. Effectieve, maar 'hardere' maatregelen liggen echter nog te gevoelig. 

'Psychologische haalbaarheid' is een belangrijk criterium bij besluitvorming. Maar veel geld en energie stoppen in programma's waarvan je al weet dat ze niet werken? Ik weet 't niet.