NRC plaatste dinsdag 19 juni mijn ingezonden brief over de werkgeversrol van een Raad van Toezicht, die nog vaak onvoldoende wordt ingevuld.
Aanleiding voor de brief was het verschijnen van het rapport over de bestuurscrisis bij het Stedelijk Museum. De onderzoekers spreken van een 'vermijdbaar noodlottig ongeval'. Voor mij aanleiding om op zoek te gaan naar dat vermijdbare deel. Daar is immers ruimte voor verbetering.
De verbeteringsruimte zit hier bij de werkgeversrol van de Raad van Toezicht. Als je een 'topper' aanneemt als bestuurder, dan straalt dat positief af op de organisatie. Maar er is ook een keerzijde. Want je kunt je tegelijkertijd als werkgever geremd voelen om met diezelfde topper lastige onderwerpen te bespreken. Over de mores en over voetangels en klemmen. Hij of zij staat op een voetstuk en het voelt ongemakkelijk om betrokkene daarvan af te halen.
Wij mensen schijnen een voorkeur te hebben voor 'nietsdoen', boven 'ingrijpen'. Maar zeker bij een publieke organisatie is afstand houden en nietsdoen risicovol. Want zodra daar rook wordt gesignaleerd, is het vuur al niet meer te doven.
Mij intrigeert de schijnbare koudwatervrees bij toezichthouders om het gesprek aan te gaan met hun bestuurder. Waar komt dat door? En hoe is die terughoudendheid te doorbreken?
Lees hier de brief op de website van nrc: https://www.nrc.nl/nieuws/2018/06/19/brieven-a1607064