“Vroeg of laat staan we allemaal in ons nakie.”
Een mooie metafoor. Je ziet het voor je.
Het citaat komt uit een stuk wat Mildred Hofkes kortgeleden op LinkedIn plaatste over leiderschap. Dat je als leider vroeg of laat een keer verantwoording moet afleggen over je handelen. En dat kan heel bloot voelen. Vooral als dat handelen er in het licht van vandaag niet zo best uit ziet.
Ik kan me voorstellen dat de leiders van bedrijven als Chemours, Philips en Tata er ’s nachts wakker van liggen.
Bovendien moeten zij zich veelal verantwoorden voor het handelen van hun voorgangers. Dat maakt het extra ingewikkeld. En het zet je nog meer klem. Tussen loyaliteit aan het bedrijf en angst voor je loopbaan aan de ene kant en je eigen opvattingen (of je geweten, als je het wat zwaarder wil aanzetten) aan de andere kant.
Bij het lezen van de berichtgeving over deze bedrijven is woede je primaire emotie. Begrijpelijk. Maar mij fascineert ook de onderstroom. De context. Omdat ik ervanuit ga dat de meeste leiders niet crimineel zijn, niet opzettelijk een ander kwaad willen doen. Natuurlijk, die lopen er ook rond. Maar ik geloof nog steeds dat de meeste mensen deugen.
Een paar dagen geleden stond in het FD een stuk over Bayer. De top van het bedrijf juichte. Want de EU-toezichthouder had weer voor tien jaar toestemming gegeven voor het gebruik van hun onkruidverdelger glyfosaat. Maar de onzekerheid over de milieu- en gezondheidseffecten is nog steeds groot. En ik snap de dilemma’s. De landbouwopbrengst is vele malen groter met dit middel dan met het omploegen van de grond. Toch zou het zomaar kunnen dat de leiders van Bayer straks ook ongemakkelijk in hun blootje staan.
De meeste leiders willen vooral ‘doorgaan’, zoals Ramses Shaffy ooit zong. Gedreven door begrijpelijke persoonlijke ambities en onder de druk van aandeelhouders. Maar in deze ‘verandering van tijdperk’ zoals @Jan Rotmans het noemt, doen ze er goed aan om af en toe ook even stil te staan. Omdat die pauzestand je de gelegenheid geeft om na te denken. Bijvoorbeeld over de volgende vragen.
->‘Is het wel oké dat ik blijf verwijzen naar de wetten of vergunningen waar we als organisatie aan voldoen? Of vind ik zelf, als mens, ook nog wat? Klopt het nog wel wat we aan het doen zijn?
->Deel ik mijn dilemma’s open met de omgeving? Communiceer ik over de consequenties van verschillende scenario’s?
->Betrek ik zoveel mogelijk perspectieven en belanghebbenden bij de besluitvorming?
‘Lieve leiders’ doen dat. Zij zien hun organisatie als onderdeel van de samenleving en pakken daarin hun verantwoordelijkheid. Zij luisteren naar kritische tegenstemmen en nemen die serieus. Ze wegen hun morele dilemma’s openlijk. En durven het gesprek daarover aan te gaan.
Ik schrijf er een boek over.
Omdat het de leiders zijn die we nu nodig hebben. En omdat ik ze ons allemaal van harte gun. Toch?